Biologicals lossen belofte bij reuma niet in

Met de komst van biologicals brak een nieuw tijdperk aan in de behandeling van reumatoïde artritis. Zaligmakend zijn ze echter niet, blijkt uit verschillende studies. Goede conventionele behandeling doet niet altijd onder voor de nieuwe, dure TNF-alfa-remmers.

Reumatoloog Ronald van Vollenhoven ontkent niet dat biologicals een revolutie betekenden voor de behandeling van reumatoïde artritis(RA): ‘Voordat ze er waren, was er een behoorlijk aantal patiënten die in 10, 15 jaar alles al geprobeerd hadden, en niets hielp. Toen kwamen de biologicals en die werkten fantastisch. Patiënten voelden soms heel snel het effect, vaak binnen een dag al. Dat heb je niet bij sulfasalazine of andere middelen.’ Door het enthousiasme over de biologicals (TNF-alfa-remmers, maar ook interleukine-, en B- en T-celremmers), waren de verwachtingen hooggespannen, zegt Van Vollenhoven: ‘Iedereen was zo onder de indruk van de kwaliteit, dat werd aangenomen dat ze beter zouden zijn dan redelijke conventionele alternatieven. Het blijkt dat dat eigenlijk niet zo is.’

Van Vollenhoven, hoogleraar bij het Karolinska Instituut in Zweden, werkte mee aan de zogenaamde Swefot-studie. Daarin vergeleken de Zweden biologicals (namelijk TNF-alfa-remmers infliximab) met conventionele behandeling, bij patiënten met vroege RA die niet reageerden op methotrexaat. Van Vollenhoven: ‘Infliximab gaf na een jaar een beter klinisch resultaat, maar na twee jaar was het verschil niet meer significant. Op röntgenbeelden zagen we bij de conventioneel behandelde patiënten wat meer beschadiging van de gewrichten. Kortom: het zijn beide vrij effectieve behandelingen, de TNF-alfa-remmer misschien iets meer.’ Toch wil dat niet zeggen dat de oude middelen daarmee afdoen, vindt Van Vollenhoven: ‘Je kunt vaak goede resultaten bereiken met een daadkrachtige aanpak met conventionele middelen, vooral bij de patiënt met vroege RA. De biologicals zijn niet echt nodig voor alle patiënten. Misschien wel voor sommigen, maar niet op de grote schaal die we tijd lang hebben gedaan.’

Want wat betekent het in de praktijk dat biologicals het ‘ietsje’ beter doen? Van Vollenhoven: ‘Dat is de vraag, wat betekenen die kleine verschillen voor het dagelijks leven van de patiënten? We zouden verwachten dat mensen daardoor meer zouden deelnemen aan het normale arbeidsproces.’ Dat blijkt niet uit de deelstudie van de Swefot-trial die Van Vollenhoven samen met Jonas Eriksson e.a. in JAMA Internal Medicine publiceerde: ‘We zagen de arbeidsdeelname duidelijk verbeteren, maar er was geen verschil tussen beide groepen. We kunnen niet met zekerheid zeggen hoe dat komt: kunnen we het niet aantonen, of is er echt geen verschil? Er spelen veel meer factoren een rol bij wel of niet werken dan alleen de ziekte. Soms komt het iemand goed uit om niet te werken, een ander wil zich ziek melden, maar kan het niet omdat zijn of haar baan dat niet toelaat.’

Wat wil dit nu zeggen? ‘Sommige mensen hoopten dat biologicals zouden leiden tot snellere terugkeer naar werk, maar wat dat betreft kunnen we de optimisten niet in het gelijk stellen.’ Eén ding is in ieder geval duidelijk: ‘We kunnen reuma steeds beter behandelen. Maar nog steeds zijn er mensen die vanwege hun ziekte niet kunnen werken. Er blijft dus ruimte voor verbetering.’

Bron: Medisch contact artsennet