Wie krijgt welke bloedverdunner na dotter?

Persoonlijk recept verlaagt kans op infarct.
Na een dotterbehandeling met stentplaatsing kan zich in de stent plots een stolsel vormen. Dit gebeurt bij zo’n 300 patiënten per jaar, die daardoor een groot risico lopen op een hartinfarct of zelfs overlijden. Om dit te voorkomen krijgen patiënten na de dotterbehandeling altijd bloedverdunners, meestal aspirine en clopidogrel. De bloedverdunner clopidogrel werkt niet voor alle patiënten even goed.

Paul Janssen, arts bij het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht/ Nieuwegein en promovendus van het Radboudumc, ontdekte dat nabehandeling op maat minder kans geeft op een hartinfarct. Hij promoveerde 30 mei op zijn onderzoek.

Bij een dotterbehandeling van het hart worden de vernauwingen in de kransslagaders opgerekt met een ballon en er wordt een stent achter gelaten. Elk jaar ondergaan in Nederland zo’n 30.000 patiënten een dotterbehandeling met stentplaatsing. Daarna krijgen zij bloedverdunners om te voorkomen dat er een stolsel ontstaat in de stent (zogenaamde “stenttrombose”) . De richtlijn adviseert om patiënten dan twee bloedplaatjesremmers (een soort bloedverdunners) te geven, namelijk aspirine samen met clopidogrel. Clopidogrel beschermt echter niet elke patiënt even goed.

Lees hier het volledige artikel.