Gemeenten krijgen minder geld voor Wmo en Jeugd

Gemeenten ontvangen in 2017 179 miljoen euro minder voor de Wmo en 47 miljoen euro minder voor Jeugdzorg. De bijstelling van het budget komt doordat groepen cliënten in werkelijkheid onder de Wlz blijken te vallen.

Gemeenten geven aan minder mensen hulp en begeleiding dan van tevoren is ingeschat. Bij de verdeling van het geld voor de Wmo en Jeugdzorg zijn bepaalde groepen cliënten ten onrechte onder de Wmo en de Jeugdzorg gebracht. Zo is het overgangsrecht voor mensen met een Volledig Pakket Thuis levenslang verlengd, waardoor deze lasten onder de Wlz vallen. Dat scheelt in 2017 12,1 miljoen euro, blijkt uit een toelichting op de website van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
Zware zorgvraag: Wlz met pgb
Veruit het grootste bedrag komt voor rekening van ‘herinstromers in de Wlz’. Het gaat om een groep van 12.000 thuiswonende cliënten met een zware zorgvraag. Zij zijn in 2015 vanuit de AWBZ overgeheveld naar gemeenten. Ze hebben zich eind 2014 niet gemeld voor het overgangsrecht voor Wlz-indiceerbaren, omdat ze tevreden waren met het vooruitzicht van voortzetting van hun zorg door gemeenten. Uit cijfers van het CBS blijkt echter dat veel van deze mensen alsnog onder de Wlz vallen, veelal via een pgb. Vanaf medio 2015, toen de gemeenten begonnen met hun eigen indicatiestelling, is de instroom van ‘verblijfsgeïndiceerden budgethouders’ verdrievoudigd tot 750 per maand. Deze trend heeft zich voortgezet in 2016. Per cliënt was voor deze groep gemiddeld 17.000 euro opgenomen in het gemeentelijke budget. In het Wmo-budget was voor deze groep 161 miljoen euro gereserveerd en in de Jeugdzorg 43 miljoen euro.
Lees hier het volledige artikel.