Patiënt ervaart onduidelijkheid en problemen maar steunt preferentiebeleid

Het beleid waarbij zorgverzekeraars alleen goedkopere medicijnen vergoeden, leidt bij meer dan de helft van de mensen die ermee te maken hebben tot problemen. Tweederde vindt dat ze vooraf niet voldoende geïnformeerd zijn over de gevolgen die dit preferentiebeleid mogelijk voor ze heeft. Desondanks vindt de meerderheid van de mensen die er ervaring mee hebben het beleid een goede maatregel om de zorgkosten terug te dringen. Dat blijkt uit de resultaten van de meldactie Medicijnen van patiëntenfederatie NPCF.

Draagvlak

67% van de 11.000 mensen die de vragenlijst invulden, zou nog steeds meedoen met het preferentiebeleid, ook als zorgverzekeraars het niet verplicht zouden stellen. De meeste mensen stellen daar wel voorwaarden bij, bijvoorbeeld dat ze zeker willen weten dat het voorkeursmedicijn net zo goed is als hun ‘eigen’ medicijn. “Een opmerkelijke uitkomst van deze meldactie,” vindt Wilna Wind, directeur van patiëntenfederatie NPCF. “Enerzijds zie je dus draagvlak en begrip voor de maatregel, anderzijds zie je dat flink wat mensen problemen ervaren.”

Problemen

Van de mensen die ervaring hebben met het preferentiebeleid ondervindt meer dan de helft problemen. 36% ervaart zelfs grote problemen. Het meest genoemde probleem is vervelende bijwerkingen van het voorkeursmedicijn. Ook komt het nogal eens voor dat mensen in de war raken door wisselende verpakkingen en merknamen, of allergisch blijken te zijn voor het voorkeursmedicijn. Wilna Wind: “Zo’n voorkeursmedicijn heeft dan net weer andere hulpstoffen waardoor mensen er anders op reageren. Dat geeft in nogal wat gevallen grote problemen.”

Van de deelnemers die problemen ervaren met het voorkeursmedicijn, heeft zo’n tweederde de huisarts of apotheek om een ander medicijn gevraagd. “Vaak kregen mensen hun oude medicijn terug, maar niet altijd,” licht Wilna Wind toe. “Soms zelfs werden mensen zelfs van het kastje naar de muur gestuurd; de apotheek verwees terug naar de huisarts, die stuurde de patiënt opnieuw naar de apotheek, en vervolgens kreeg de patiënt daar te horen dat hij zijn zorgverzekeraar maar moest bellen. Dat is natuurlijk volstrekt onacceptabel. Als mensen een probleem ervaren, bijvoorbeeld bijwerkingen, dan moeten ze geholpen worden en het medicijn krijgen waar ze wel goed op reageren.”

Informatie

Een ander punt dat moet verbeteren is de informatievoorziening. 69% van de deelnemers werd niet geïnformeerd over afspraken tussen hun zorgverzekeraar en apotheek over het verstrekken van voorkeursmedicijnen. Van deze groep had 85% wel informatie willen ontvangen. Zij hadden vooral willen weten of hun apotheek het medicijn verstrekt dat hun zorgverzekeraar als preferent heeft aangewezen. Ook blijken medicijngebruikers slecht te worden geïnformeerd over prijzen in de apotheek.

Verbeteringen

Patiëntenfederatie NPCF vindt dat apothekers, voorschrijvende artsen en zorgverzekeraars mensen beter moeten informeren en begeleiden. Volgens de NPCF moeten de partijen duidelijke afspraken met elkaar maken. Wilna Wind: “De partijen moeten met elkaar vastleggen wat ze doen als een voorkeursmedicijn niet geschikt is voor een patiënt. Mensen van het kastje naar de muur sturen kan niet meer. En zowel voorschrijvers, apothekers als zorgverzekeraars moeten de verantwoordelijkheid om patiënten goed te informeren beter invulling geven, en afspreken hoe ze de informatievoorziening op elkaar afstemmen.”

Volgens de NPCF moet het voor mensen makkelijker worden om snel terug te gaan naar hun oude medicijn op het moment dat ze bijwerkingen ervaren. Wilna Wind: “We zien dat mensen niet meer willen dat er onnodig veel geld uitgeven wordt aan te dure medicijnen, maar ze willen de problemen ook niet. Wij zeggen: goedkoop als het kan en duur als het moet. En als het moet voor een patiënt, dan moet het ook.”

> Lees hier de eindrapportage met de resultaten van de meldactie