Patiënten die depressief blijven hebben meer symptomen die elkaar beïnvloeden

De interactie tussen depressiesymptomen voorspelt of patiënten die depressief zijn wel of niet gaan opknappen. Dit netwerk blijkt van patiënten die gedurende twee jaar depressief blijven, veel meer symptomen te bevatten die elkaar onderling versterken dan dat van patiënten bij wie de depressie over zal gaan. Door deze onderlinge beïnvloeding van symptomen kan bij mensen met een verhoogde kwetsbaarheid een kleine invloed van buitenaf er veel sneller voor zorgen dat iemand vanuit een gezonde toestand naar een depressieve kantelt. Dit blijkt uit onderzoek van psychiaters en psychologen van het UMCG en de UvA onder leiding van Claudia van Borkulo. Zij publiceren vandaag over hun bevindingen in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift JAMA Psychiatry.

In deze voor de psychiatrie nieuwe statistische benadering zijn depressie of elke andere stoornis, op te vatten als een systeem of netwerk van symptomen die elkaar al dan niet beïnvloeden.

In dit onderzoek keek Claudia van Borkulo naar de ontwikkeling van patiënten die bij de start van de studie depressief waren. Zij volgde hen twee jaar. Sommige patiënten waren op dat moment nog steeds depressief, anderen waren opgeknapt; op basis hiervan werden zij ingedeeld in twee groepen. Er was geen verschil tussen de groepen patiënten bij de eerste meting; ze waren allen depressief en ook de ernst van hun depressie was niet sterk verschillend. Het bleek dat het netwerk van degenen die niet opknapten veel sterker onderling verbonden was dan dat van de opknappers. Een gebeurtenis, stemming of andere factor zou op hen daardoor meer invloed kunnen hebben. Dit suggereert dat bij mensen met een chronische depressie, symptomen elkaar versterken en daarmee de depressie in stand houden. Bij de opknappers zit geen duidelijk patroon in combinaties van symptomen en zijn die minder sterk (‘losmaziger’) met elkaar verbonden.

Lees hier het volledige artikel.