Antirookbeleid werkt even goed in hoog- als in laagopgeleide bevolkingsgroepen

De vrees dat vooral hoogopgeleide rokers naar verhouding eerder zouden stoppen, en dus de sociale ongelijkheid door antirookbeleid zou toenemen, is niet bewaarheid, zo blijkt uit onderzoek van de universiteiten van Amsterdam en Maastricht.

Het onderzoek vond plaats onder leiding van Jizzo Bosdriesz (Nicotine Tob Res. 2015; epub 12 januari). Het lijkt er vooral op dat hoogopgeleiden sneller dan laagopgeleiden op het beleid reageren.

De Nederlandse ervaringen bevestigen de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie: tabaksbestrijding is geen kwestie van het langzaam aandraaien van de duimschroeven, maar van veelomvattende, scherpe maatregelen.

Pas toen de Nederlandse overheid in de jaren 90 van het eerste naar het tweede beleid overschakelde, nam het aantal rokers onder de bevolking beduidend af.

De onderzoekers maakten gebruik van data uit het Continuonderzoek Rookgewoonten van 1988 tot 2001, dat jaarlijks rond de 19.000 respondenten omvat (respons rond de 70%). Uitkomstmaten waren de ‘stopratio’ (de verhouding ex-rokers op ooit-rokers) en het aantal sigaretten per dag per roker. Tabaksbeleid wordt gescoord op de Tobacco Control Scale, die loopt van 0 tot 100.

Lees hier het volledige artikel.