Een paar weetjes over bloedgroepen

Er zijn 4 bloedgroepen: A, B, AB en O. Minuscule proteïnen, namelijk de antigenen A en B die zich op het oppervlak van de rode bloedcellen bevinden, bepalen welke bloedgroep je hebt. Zijn jouw rode bloedcellen voorzien van het antigen A, dan heb je bloedgroep A.

Dragen ze antigen B, dan behoor je tot de kleine groep mensen met bloedgroep B. Heb je beide antigenen, dan maak je deel uit van de selecte groep personen (zo’n 3%) die bloedgroep AB op zijn medische pas heeft staan. Zijn er geen antigenen A of B op je rode bloedcellen te bespeuren, dan zit je in de meerderheidsgroep van de bevolking (zo’n 46 %) die bloedgroep O heeft.

Naast A en B bestaat er nog een ander soort antigeen dat zich op de oppervlakte van de rode bloedcellen bevindt en dat is de rhesusfactor, afgekort Rh. Is die rhesusfactor op je rode bloedcellen aanwezig, dan heb je een positieve bloedgroep (bv. A+ of O+) zoals ongeveer 85 % van de Europese bevolking. Is die er niet, dan heb je een negatieve bloedgroep.

Lees hier het volledige artikel.