Gemeenten verzaken massaal wettelijke plicht

Gemeenten betrekken hun burgers onvoldoende bij de uitvoering van de Jeugdwet en de Participatiewet, terwijl dit wettelijk is verplicht. Gemeenten lappen op dit punt niet alleen de wet aan hun laars, maar er kunnen ook vraagtekens worden geplaatst bij het draagvlak voor beleid. Rondom de uitvoering van de Wmo is de inspraak over het algemeen beter geregeld.

Inspraak
Dit stellen onderzoekers van het PPRC, het onderzoekscentrum van de Universiteit Twente en de Universiteit Utrecht, op basis van hun onderzoek naar de inspraak in het sociaal domein. ‘In zowel de Wmo 2015, de Jeugdwet als de Participatiewet is wettelijk geregeld dat burgers bij de uitvoering van de drie gedecentraliseerde taken moeten worden betrokken’, stelt Jeffrey Rouwenhorst, een van de onderzoekers. ‘In de Wmo is vastgelegd dat gemeenten niet alleen ingezetenen, maar ook cliënten en hun vertegenwoordigers moeten betrekken bij de uitvoering van de Wmo. Gemeenten moeten dit in de Wmo-verordening vastleggen. In artikel 2.1.3 van de Wmo 2015 is opgenomen dat in de Wmo-verordening moet worden vastgelegd hoe gemeenten dit zullen gaan doen’. In artikel 2.10 van de Jeugdwet en artikel 47 van de Participatiewet staan soortgelijke bepalingen.

Ongevraagd advies
In ieder geval moet worden geregeld hoe inwoners, cliënten en hun vertegenwoordigers voorstellen voor beleid kunnen doen en op welke manier zij gevraagd en ongevraagd over beleidsvoorstellen kunnen adviseren. Ook moet in verordeningen worden geregeld hoe agendapunten kunnen worden aangemeld, hoe aan periodiek overleg kan worden deelgenomen en op welke wijze inwoners, cliënten en hun vertegenwoordigers van de benodigde informatie voor een overleg worden voorzien. ‘Enerzijds moeten gemeenten vastleggen dat zij ingezeten, cliënten en hun vertegenwoordigers betrekken bij de uitvoering van de 3D’s, anderzijds genieten gemeenten keuzevrijheid in hoe zij dit zullen gaan doen’, aldus Rouwenhorst.

Lees hier het volledige artikel.